Als orthopedagoog generalist geeft Arianne Uijl advies en supervisie aan collega’s. Vooral rondom de diagnostiek en behandeling van de oudere cliënt. Een van de middelen die ze graag inzet, is het zogenoemde chronologische en integratieve levensverhaal van de cliënt. ‘Een begeleider verkoos het levensverhaal boven het boek dat ze aan het lezen was. Omdat ze wilde weten hoe het verder ging in het leven van de cliënt.’
Arianne begon in 1995 als assistent begeleider bij Philadelphia. Ze volgde de studies sociaal pedagogische hulpverlening en orthopedagogiek en de opleidingen tot orthopedagoog generalist en gz-psycholoog. Dit jaar werkt ze precies 20 jaar als orthopedagoog. Sinds 2019 weer bij Philadelphia.
Hoe zien jouw werkweken eruit?
‘Als orthopedagoog ben ik betrokken bij twee locaties. Hier wonen voornamelijk oudere cliënten. Ik kijk mee bij complexe casussen en bij vragen die spelen. Daarnaast geef ik trainingen, supervisie en werkbegeleiding aan collega-orthopedagogen en –psychologen. Ik ben praktijkopleider voor de opleiding tot orthopedagoog generalist, heb veel contact met managers en opleidingsinstellingen en houd me bezig met opleidingsplannen.’
Wat vind je het leukst aan je werk?
‘Trainingen geven vind ik het leukst om te doen. Maar ik houd ook van het contact met cliënten en van het meedenken bij complexe casuïstiek. In mijn werk doe ik veel met het zogenoemde chronologische en integratieve levensverhaal van cliënten. In het ECD staat de informatie over hen vaak versnipperd. Op de ene plek vind je de medische voorgeschiedenis, ergens anders waar iemand heeft gewoond en weer ergens anders de informatie over de vroege ontwikkeling. Als begeleider en orthopedagoog mis je dan verbanden.
Ik heb gemerkt dat het de moeite waard is om de informatie samen met begeleiders te ordenen en alles op jaartal onder elkaar te zetten. Lichamelijke zaken, ingrijpende gebeurtenissen, maar ook periodes dat het goed gaat. Zo breng je de cliënt beter in kaart en krijg je een ‘integratief’ geheel. Als een cliënt achteruitgaat, kan dit helpen om op meer hypothesen te komen rondom die achteruitgang. Het helpt dus bij diagnostiek. Daarnaast leidt het tot meer compassie voor de cliënt. Je leeft als het ware een beetje mee.’
Hoe kwam je op het idee om levensverhalen op te tekenen?
‘Ik had een keer een gesprek met een verwant die zich nog goed herinnerde dat zij en haar ouders haar broer wegbrachten naar een organisatie in de bossen. Zij was destijds zeven, hij vier jaar oud. Ze vertelde over de stilte in de auto op de terugweg. En over het voelbare verdriet van haar ouders. Dat kwam zo binnen bij de begeleiders en bij mij. Hoe dat voor de familie was, maar ook voor de cliënt. Ik dacht: hier moet ik iets mee.
In de waan van de dag is er soms weinig tijd voor écht contact met de cliënt. Het levensverhaal is een mooi middel om stil te staan bij wie de cliënt is. En waar hij of zij vandaan komt. En zo je relatie met hem of haar in kennis, maar vooral in gevoel te verstevigen.’
Hoe pak je dat aan, zo’n levensverhaal?
‘Op de locaties waar ik betrokken ben, ga ik samen met de begeleiders aan de slag. We observeren en puzzelen in het ECD. Ik zie dan soms kwartjes vallen. Neem een cliënt die vaak agressief gedrag vertoont. Als je leest dat hij vaak verhuisd is, steeds weer andere begeleiders kreeg, ouder wordt en daardoor steeds meer lichamelijke kwalen krijgt, dan snap je dat hij veel stress heeft ervaren. En eigenlijk mega overprikkeld is. Misschien is hij wel bijna overspannen of depressief. Dit zorgt voor compassie. En vraagt om een andere aanpak.
In trainingen geef ik ook weleens de tip om samen te gaan zitten. Met begeleiders, verwanten, managers; iedereen die betrokken is bij de cliënt. Maak een tijdslijn van het leven van de cliënt tot nu toe. Dat klinkt als een enorme tijdsinvestering, maar alle losse uren apart van elkaar puzzelen zijn dat mogelijk nog meer.’
Hoe reageren begeleiders op het levensverhaal van cliënten?
‘Ik hoor weleens dat mensen zeggen: “Een verslag van bijna twintig pagina’s? Dat gaan begeleiders niet lezen.” Mijn ervaring is dat ze dat vaak wel doen. Natuurlijk niet altijd. Begeleiders zijn druk en willen graag snel een oplossing. “Handvatten die gelijk werken bestaan niet”, zeg ik dan. “Want dan hadden jullie ze zelf allang verzonnen.” Door met het levensverhaal aan beeldvorming te doen, zien begeleiders vaak zelf in wat er nodig is. Ze komen dan vanuit dat beeld op hun eigen handvatten.
Een van de mooiste complimenten die ik kreeg was van een begeleider die het levensverhaal van een cliënt verkoos boven het boek dat ze aan het lezen was. Omdat ze wilde weten hoe het verder ging in zijn leven.’
Is dit middel alleen relevant bij oudere cliënten?
‘Zeker niet! Je kunt het levensverhaal bijvoorbeeld ook inzetten bij cliënten met een ernstige meervoudige beperking. Zeker bij cliënten die zelf niets kunnen vertellen, is de context van hun levensverhaal nog belangrijker. Maar je kunt het bijvoorbeeld ook gebruiken als tool bij een cliënt van 28 die helemaal is vastgelopen. Wat is er gebeurd in die ontwikkeling? Als je dat weet, kun je hier samen over in gesprek. Vanuit compassie.’
Naast bij Philadelphia, werkt Arianne sinds 2011 als consulent bij het Centrum voor Consultatie en Expertise. Ook is ze sinds 2009 voorzitter van het landelijke Netwerk Gedragskundigen voor Ouderen (NGO).
Arianne is gespecialiseerd in achteruitgang bij mensen met een verstandelijke beperking. Ze schreef het boek ‘Weten en vergeten’ voor cliënten en ontwikkelde in 2012 het spel ‘Weten vergeten en… begeleiden!’, dat nog altijd wordt gebruikt. Bij Philadelphia geeft ze sinds 2 jaar trainingen aan collega-orthopedagogen en -psychologen rondom diagnostiek bij achteruitgang.
Meer weten over het levensverhaal en over hoe je hier zelf mee aan de slag kunt?
Op 13 december 2023 geeft Arianne een webinar over dit onderwerp: